Reële rente

Wat is de reële rente?

Het begrip rente is bij vrijwel iedereen wel bekend. Als je een spaarrekening hebt, dan krijg je rente. Als je een schuld hebt, bijvoorbeeld als je rood staat of als je een hypotheek hebt, dan betaal je rente. Maar wist je dat je die rente kunt splitsen in twee componenten? De rente die je krijgt of betaalt wordt ook wel de nominale rente genoemd en deze is opgebouwd uit de reële rente en de inflatie. De reële rente is dus de rente die je overhoudt nadat je de nominale rente hebt gecorrigeerd voor inflatie.

Waarom zou je de rente splitsen in reële rente en inflatie?

Als je rente ontvangt op je spaarrekening, dan neemt je kapitaal toe. Dat wil echter niet zeggen dat je er ook meer mee kunt kopen. Als je 3% rente krijgt, dan heb je aan het einde van het jaar 3% meer geld op je spaarrekening staan. Als echter de inflatie 2% was, dan kun je niet 3% meer goederen kopen, maar slechts ongeveer 1% meer. Die 1% is de reële rente. Dit is wat je spaargeld daadwerkelijk meer waard wordt.

Helaas komt het ook wel eens voor dat de reële rente negatief is. Doordat in combinatie met de inflatie de nominale rente wel positief is, lijkt het alsof je spaargeld groeit. Doordat het geld echter minder waard wordt, kun je er toch minder voor kopen. Je koopkracht gaat achteruit.

Een rekenvoorbeeld

Spaargeld

Stel dat je 1.000 euro op je spaarrekening hebt staan en dat je 3% rente krijgt. Voor je favoriete brood betaal je 2 euro. Dan zou je van je spaargeld 500 broden kunnen kopen.

Na een jaar is je spaarpotje gegroeid tot 1.030 euro. Ondertussen is dat lekkere brood in prijs gestegen van 2 euro naar 2,04 euro: een prijsstijging (inflatie) van 2%. Van je 1.030 euro kun je nu dus 1.030/2,04=504,9 broden kopen (aangenomen dat je bakker ook kleine stukjes brood verkoopt). 504,9 broden is 504,9/500=1,01 keer zoveel als aan het begin van het jaar. Je bent er dus maar 1% op vooruit gegaan. De reële rente is 1%.

Schuld

Als je een schuld hebt waar je rente over moet betalen, dan werkt het precies de andere kant op. Stel je hebt een lening van 10.000 euro waar je niet op aflost. Je betaalt 6% rente. Op dit moment is die lening 5.000 broden van 2 euro waard.

Er is weer een inflatie van 2%, waardoor je brood 2,04 euro gaat kosten. Je lening is nu nog maar 10.000/2,04=4.902 broden waard. Je bent er dus 5.000 – 4.902 = 88 broden op vooruit gegaan. Je betaalt 600 euro rente. Dat is gelijk aan 600/2,04=294 broden. In broden ben je er dus 294 – 88 = 206 op achteruitgegaan. In euro’s is dat 420 euro. Dat is 180 euro minder dan de 600 euro die je aan rente hebt betaald. Je koopkracht gaat dus minder achteruit dan je zou verwachten doordat door de inflatie je schuld minder waard wordt.