Sinds 2017 is het mogelijk een belastingvrije schenking van een ton te ontvangen. Voorwaarde is wel dat de ontvanger het bedrag in de eigen woning steekt en tussen 18 en 40 jaar oud is. Dit bedrag, dat de naam ‘jubelton’ heeft gekregen, is door indexatie inmiddels iets hoger geworden. Wie er nog gebruik van wil maken, moet echter opschieten. In 2023 gaat het namelijk aanzienlijk naar beneden, naar 27.231 euro. Per 2024 valt het doek definitief voor de jubelton.
Doel van de jubelton
Het oorspronkelijke doel van de jubelton was om de totale hypotheekschuld lager te maken. Doordat bijvoorbeeld ouders met een dikke bankrekening hun kinderen konden helpen bij de aanschaf van een woning, hoefden de kinderen minder te lenen. Ook zouden die kinderen er hun hypotheekschuld gedeeltelijk mee kunnen aflossen, zodat hun huis niet onder water zou blijven staan. In 2022 zijn de huizenprijzen echter zodanig gestegen dat huizen nauwelijks nog onder water staan. Wel zorgt de jubelton voor meer ongelijkheid tussen starters.
Uitstel
De Tweede Kamer wilde dat de belastingvrije schenking eerder afgeschaft zou worden. Dit bleek echter niet mogelijk te zijn. Daarom is het bedrag flink verlaagd. Mocht je je afvragen hoe ze bij het bijzondere bedrag van 27.231 euro zijn gekomen, dan is dat omdat dit gelijk is aan het bedrag dat ouders eenmalig belastingvrij aan hun kinderen kunnen schenken voor vrije besteding. Ouders die willen schenken, moeten in 2023 kiezen of ze schenken voor de woning of voor vrije besteding. Gebruikmaken van beide vrijstellingen mag niet.
Oververhitte woningmarkt
De hoop is dat deze maatregel helpt bij het laten afkoelen van de oververhitte woningmarkt. Daar is echter nog veel meer voor nodig. Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Hugo de Jonge: “Dit is een belangrijke stap die bijdraagt aan een eerlijker speelveld onder starters en de ongelijkheid vermindert. Daarnaast moeten er uiteindelijk ook snel meer nieuwe betaalbare woningen komen. Door meer regie te pakken en met meer tempo ga ik daar voor zorgen. Samen met provincies, gemeenten en corporaties.”