Dekkingsgraad van pensioenfondsen

Wat is de dekkingsgraad van een pensioenfonds?

In economisch mindere tijden hoor je het vaak in het nieuws: de dekkingsgraad van pensioenfondsen is onvoldoende en daarom kunnen ze niet indexeren of moeten ze in extreme gevallen zelfs de pensioenen verlagen. Maar wat is een dekkingsgraad nu eigenlijk, hoe wordt deze bepaald?

Vaststelling van de dekkingsgraad

De dekkingsgraad geeft aan of een pensioenfonds voldoende kapitaal in huis heeft om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Bij verplichtingen moet je denken aan de pensioenuitkeringen van de mensen die al met pensioen zijn. Maar ook aan de toekomstige uitkeringen van mensen die nu nog werken en nog aan het sparen zijn voor later. Ook uitkeringen aan nabestaanden als de gepensioneerde is overleden, horen hierbij.

Om te bepalen hoeveel geld een pensioenfonds nu moet hebben om in de toekomst alles te kunnen betalen, hoef je niet simpelweg alle toekomstige uitkeringen op te tellen. Er mag rekening mee gehouden worden dat als je over tien jaar een euro nodig hebt, je nu minder dan een euro op de bank hoeft te zetten. Door de rente die je krijgt, wordt het potje vanzelf meer waard. De huidige waarde van de toekomstige uitkeringen wordt de contante waarde van de uitkeringen genoemd.

Het pensioenfonds komt aan zijn geld door premies te ontvangen. Deze premies worden belegd. Hoe meer rendement de premies opleveren, hoe meer geld het pensioenfonds te besteden heeft. Als je nu het totale vermogen van het pensioenfonds deelt door de contante waarde van de uitkeringen, dan weet je de dekkingsgraad.

Een vereenvoudigd voorbeeld

Stel dat het pensioenfonds 100 euro in kas heeft. Over 10 jaar moet het een uitkering doen van 105 euro. De rente is 2%. De contante waarde van de verplichtingen is dan:

105/1,0210 = 86 euro

De dekkingsgraad is dan gelijk aan het aanwezige kapitaal gedeeld door de contante waarde van de verplichtingen:

100/86 = 116%

Hoe hoog moet de dekkingsgraad zijn?

Als de dekkingsgraad 100% is, dan is er precies genoeg geld om aan de verplichtingen voldoen. Er hoeft echter maar iets te gebeuren, bijvoorbeeld een daling van de koersen van aandelen, en er is een tekort. Daarom eist de wet een minimale dekkingsgraad van 105%. Komt een pensioenfonds daar onder, dan moet het fonds een herstelplan maken. Maatregelen die een pensioenfonds zou kunnen nemen, zijn bijvoorbeeld minder of helemaal niet meer indexeren, de premie verhogen of de toegezegde pensioenen verlagen.

Om niet het risico te lopen een herstelplan te moeten maken en uitvoeren, streven pensioenfondsen naar een hogere dekkingsgraad. Hoe hoog dat is, verschilt per fonds. Het is mede afhankelijk van de manier van beleggen: hoe risicovoller belegd wordt, hoe groter de kans dat er een keer iets mis gaat en hoe hoger de dekkingsgraad moet zijn om dat op te vangen.

Bronnen:
AFM